Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft ingestemd met een speciaal traject voor uitbreiding van toegelaten laagrisicomiddelen met kleine toepassingen. Volgens het Ctgb zou die uitbreiding zoveel mogelijk administratief moeten worden afgehandeld.
Het Ctgb geeft hiermee invulling aan een toezegging van minister Henk Staghouwer van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Tweede Kamer. De verduurzaming van gewasbeschermingsmiddelen komt daarmee een stapje dichterbij.
Uitgangspunt van de gekozen aanpak is de uitbreiding met kleine toepassingen zoveel mogelijk zonder beoordeling af te ronden. Dat versnelt het toelatingsproces en gaat niet ten koste van de beoordelingscapaciteit bij het Ctgb.
Maximale residulimiet
Een beoordeling is wel nodig als voor een stof een maximale residulimiet geldt. Andere uitzonderingssituaties waarin een beoordeling nodig is, zijn per werkzame stof vastgesteld. Er is nu een beperkt aantal laagrisicomiddelen toegelaten. Het aangeboden traject kan het voor aanvragers aantrekkelijker maken om aanvragen voor toelating van nieuwe laagrisicomiddelen te doen in Nederland.
De basiscriteria voor aanvragen van kleine toepassingen zijn: geen hogere dosering, hogere frequentie of kortere interval wat leidt tot een totaal hogere dosering en niet overstappen van een toelating in bedekte naar onbedekte teelt. Daarnaast is het essentiële criterium dat het middel is toegelaten als laagrisicomiddel. Dat kan wanneer uit de stofbeoordeling blijkt dat deze een laag risico heeft voor de veiligheid van mens, dier en milieu.
Voor de beoordeling van een gangbare kleine toepassing geldt als uitgangspunt de ‘risk envelop’: het gebruik van de kleine toepassing mag het meest risicovolle, toegelaten gebruik niet overschrijden en wordt aan de hand daarvan beoordeeld.
Tekst: Marieke Verbiesen
Foto: Han Reindsen