Minister Henk Staghouwer van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek doen naar de residuen van gewasbeschermingsmiddelen in weidemest, zoals koeienmest. Dit najaar wordt de uitkomst van dit onderzoek verwacht.
Dat schrijft Staghouwer in een brief aan de Tweede Kamer. Een aantal Tweede Kamerleden vreest dat gewasbeschermingsmiddelen in het veevoer via koeien op het perceel terechtkomen.
De minister heeft het Louis Bolk Instituut een wetenschappelijke verkenning laten uitvoeren naar de verspreidingsroutes van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in het krachtvoer naar mest en mogelijk de bodem, de effecten van de residuen op insecten en de gevolgen hiervan voor het voedselaanbod voor weidevogels.
Onvoldoende kennis
Uit het rapport op basis van deze verkenning blijkt dat er onvoldoende kennis is om te stellen dat residuen van gewasbeschermingsmiddelen in krachtvoer negatieve effecten hebben op insecten en voedsel voor weidevogels. Zo is de herkomst van gerapporteerde chemische stoffen in mest niet altijd te herleiden tot gewasbeschermingsmiddelen in krachtvoer. Ook ontbreekt een directe relatie met de afname van het aantal insecten en weidevogels.
Desalniettemin stelt het Louis Bolk Instituut dat er weinig bekend is over de gehaltes van gewasbeschermingsmiddelen in mest en dat hoge gehaltes effect kunnen hebben op het overleven van mestfauna. Reden van Staghouwer om in te zetten op een onderzoek hiernaar door het RIVM.
In eerder onderzoek beredeneerde Wageningen University & Research op basis van de gerapporteerde concentraties in vaste mest en drijfmest dat het uitrijden van de drijfmest en vaste mest geen risico’s voor mest- en bodemleven met zich meebrengt.
Tekst: Pieter Stokkermans
Foto: Pixabay