De Tweede Kamer heeft vorige week een motie aangenomen van de Kamerleden Gerard van den Anker (CDA) en Erik Ziengs (VVD). Zij willen dat de toelating van middelen buiten de landbouw wordt overgelaten aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
Van den Anker en Ziengs vinden dat er geen wetenschappelijke argumenten zijn om biologische en laagrisicomiddelen buiten de landbouw te verbieden. Ook maken ze zich zorgen over de beschikbaarheid van middelen voor het bestrijden van de eikenprocessierups en de Japanse duizendknoop. Volgens de Unie van Waterschappen bevat de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden een uitzonderingslijst waarin staat dat buiten de landbouw bepaalde ziekten en plagen mogen worden bestreden. Op die lijst staan de eikenprocessierups en de Japanse duizendknoop.
Verharde en onverharde terreinen
Het Gerechtshof in Den Haag bepaalde vorig jaar dat het weer mogelijk is om gewasbeschermingsmiddelen toe te passen op verharde en onverharde terreinen buiten de landbouw. Staatssecretaris Stientje van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat heeft opnieuw een wetsontwerp in voorbereiding om het gebruik van middelen buiten de landbouw in te perken.
De Unie van Waterschappen steunt het plan van de staatssecretaris vanwege de zorg om de waterkwaliteit door het middelengebruik buiten de land- en tuinbouw. Van den Anker en Ziengs pleiten ervoor dat het oordeel van het Ctgb leidend is en dat een wettelijke basis voor beperkende maatregelen alleen geldt voor uitzonderingsgevallen.