Honingdauw uit insecten als luizen en wittevlieg die zuigen aan met neonicotinoïden behandelde planten bevat zoveel van dit insecticide dat sluipwespen en zweefvliegen die deze plagen belagen er binnen enkele dagen aan dood kunnen gaan. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningse en Spaanse wetenschappers. Het onderzoek maakt terugkeer van zaadcoatings met neonicotinoïden onwaarschijnlijker dan het al was.
De onderzoekers publiceerden in het Amerikaanse wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS). Tot nu toe werd aangenomen dat de neonicotinoiden alleen schadelijk waren als insecten op bloeiende planten vlogen. Via de nectar en het stuifmeel van de plant zouden ze de systemische insecticiden binnenkrijgen. Daarom hielden boerenorganisaties ook vol dat de middelen op niet-bloeiende gewassen als suikerbiet ongevaarlijk waren voor bestuivers en natuurlijke vijanden. De publicatie voegt nu de opname via honingdauw uit plantsappen toe aan de risico’s voor insecten.
De onderzoekers pleiten ervoor om in de beoordeling van systemische insectenmiddelen ook de opname via honingdauw mee te nemen. Bij het onderzoek was entomoloog Marcel Dicke van Wageningen Universiteit en Research (WUR) betrokken. Hij werkte samen met collega-onderzoekers uit Valencia. Volgens de internetpagina van WUR pleiten de resultaten voor een andere aanpak van plagen: ‘Deze belangrijke studie onderstreept opnieuw dat nieuwe gewasbeschermingsstrategieën ontwikkeld moeten worden die niet afhankelijk zijn van breedwerkende insecticiden zoals neonicotinoïden.’