“Telers volgen de gewasgroei graag. De interesse in het gebruik van satellietdata tijdens het teeltseizoen groeit.” Volgens Tamme van der Wal van BioScope vertelt data veel over de groei. Telers gebruiken deze informatie in toenemende mate om de dosering van mest en middelen plaatsspecifiek te bepalen.
Bruikbare data
Telers hebben vooral behoefte aan actuele metingen aan bodem en gewas. Die data moet dan wel toegankelijk zijn. Bij BioScope is het doel de teler laagdrempelig van informatie te voorzien. Tamme van der Wal zegt dat de ruwe data van de satellieten bruikbaar bij de teler moet komen. „Voor ons is het belangrijk een zinvolle bijdrage aan de dagelijkse werkzaamheden van de boer te leveren. Daarvoor vertalen we de satellietmetingen naar taakkaarten. Als de satelliet niet kon meten door de weersomstandigheden zetten we drones in. Satellietdata is goedkoper en gebruiken we zo veel mogelijk. Drones vullen de data, waar nodig, aan.”
Variabel doseren
Voor de behandeling van het gewas met fungiciden is de bijgroei in een periode van belang. Een middel tegen de aardappelziekte Phytophthora moet de nieuwe bladgroei bedekken. De teler wil deze onbedekte bladen behandelen. Metingen op twee momenten na elkaar geven veel informatie over hoe hard het gewas groeit en dus hoe hard een nieuwe behandeling nodig is. Van der Wal zegt dat de informatie over de groei, het weer en de plaats samen de bron zijn voor een taakkaart. Deze wordt voor gewasbescherming nog niet automatisch gegenereerd maar helpt teler of adviseur om de juiste doseringen daarin te zetten. „De teler kan die taakkaart vervolgens gebruiken voor de geautomatiseerde spuitcomputer, of om tijdens het spuiten zelf de dosering variëren.”
Bij het overbemesten kan de teler ook informatie van BioScope gebruiken. Van der Wal stelt dat het hier heel belangrijk is om met een ‘boerenoog’ de data te beoordelen en de kilogrammen N, P en K aan te passen binnen de zones van het perceel. Groeimodellen uit het Wageningse onderzoek maken de berekening van de dosis mogelijk.
Bij dosering van bodemherbiciden kan de teler gebruik maken van bodemgegevens. Is de bodem plaatselijk rijker aan organische stof of lutum, dan kan de dosering wat hoger en bij lage lutum en of organische stofgehaltes kan de dosis juist wat lager om hetzelfde effect op onkruid te hebben en vooral het gewas niet te sterk te remmen, want dat kost opbrengst. De satellietdata laat zones zien in percelen. Door daar gericht te bemonsteren is veel meer te zeggen over de eigenschappen van de zones. Experts maken nu gebruik van bodemzones voor het maken van taakkaarten.
Besparen
De besparing die de teler heeft door gebruik te maken van gewas- en bodemdata bij de dosering van mest en middelen ligt volgens Van der Wal nu op enkele tientjes per hectare per bespuiting. „De teler weet zelf vaak al wel op welke delen van een perceel de hoge dosering niet nodig is. Met ons systeem erbij kan hij nog 10 tot 15 procent meer besparen. Maar de winst zit ook aan de opbrengstkant.”
In suikerbieten kan Van der Wal daar een voorbeeld van geven. „Kort geleden hadden we in het kader van de Nederlandse Proeftuin voor Precisie Landbouw (NPPL) een bijeenkomst. Daar werd verteld dat het gewas minder geremd wordt door beter spuiten. De suikeropbrengst kan daardoor in een veld bieten met een paar procent omhoog . Bij een hoogrenderend gewas is dat een mooie extra. Bij uien is dat nog meer, want die zijn daar vrij gevoelig voor en wortels ook.”
Deelnemers
Telers uit het hele land doen mee met BioScope. Sinds kort biedt LTO Ledenvoordeel het systeem aan. Voor Bioscope is dat een mooie toegang tot een grote groep telers. De belangrijkste groep deelnemende akkerbouwers zijn de aardappeltelers, volgens Van der Wal. Ze zitten in het hele land, waaronder het zetmeelgebied.
Voor de telers van pootgoed is vooral het volgen van de gewasgroei een argument om mee te doen. Van der Wal: „Het is een ingewikkelde teelt waarin de kwaliteit zeer bepalend is voor de prijs. De telers zijn daarom beducht om ‘penny wise, pound foolish’ te zijn, dus met kleine bezuinigingen veel waarde in het product te verliezen. Het volgen van de groei, productscouting, is voor deze groep telers vooral interessant. Zo hebben zij snel inzicht in of en waar er iets mis gaat. Voor iedere teler geldt dat ze vertrouwen in de data moeten krijgen om er ook meer gebruik van te gaan maken bij de teelthandelingen.”
Bij het volgen van het gewas geeft de satellietdata de verschillen in groei aan. Om de oorzaak daarvan te achterhalen zal de teler in het veld moeten gaan kijken, misschien een schop in de grond steken. „Er kan sprake zijn van een storende laag in de grond, een plantparasitair aaltje, vochtgebrek, onvoldoende voeding… We krijgen positieve respons op de service. Telers zeggen naar de plekken te gaan kijken en zo een beter inzicht in het perceel en de verschillen daarin te krijgen. Telers scouten effectiever als je de goede en slechte plekken en de omvang daarin in kaart hebt. Zo leren zij met de data hun perceel beter kennen.”
Bodembedekkend gewas
De satellietdata is het best te gebruiken in gewassen die de bodem bedekken. Bieten, graan, maïs en aardappelen lenen zich bijvoorbeeld hiervoor. Van der Wal denkt dat er steeds meer kan met steeds nieuwe gewassen. „We hebben al ervaring opgedaan in spruitjes bijvoorbeeld. Ik denk dat het met veel meer gewassen kan. Veehouders die gras op hun bedrijf als belangrijke eiwitbron gebruiken, maken al gebruik van de data. Het helpt ze enorm bij het anders verdelen van kunstmest op de percelen.”
Bodemdata
Een satelliet kan moeilijk de zuurgraad van de grond meten. Daarom zijn aanvullende metingen nodig om de bodemkaart te vormen. Samen met een referentie database met bodemgegevens is toch veel mogelijk, zegt Van der Wal. Het gericht prikken van de bodemmonsters op basis van de zones die de satelliet ziet bespaart volgens hem enorm op de bemonsteringskosten. Bodemanalyse is op deze manier ook nog mogelijk in het groeiseizoen, omdat er geen scanner over het perceel getrokken hoeft te worden. Historische satellietgegevens worden gebruikt om de situatie preciezer te analyseren.
De groei van een gewas kan natuurlijk vertekend worden door storende elementen als onkruid of opslag van een vorige teelt. Daarom zegt Van der Wal veel belang te hechten aan de teler die waarneemt in het veld. „Als het gewas achterblijft volgens de beelden is de groei zeker niet goed. Aan de bovenkant kan het bijvoorbeeld gaan om aardappelopslag of distels in de bieten. Daarom moet de boer zelf kijken wat de verschillen werkelijk inhouden. De plaatsspecifieke data helpt wel om gericht daar naar te gaan kijken.”